Opnieuw beginnen

Eigenlijk had het iemand moeten opvallen. Niet iedereen draagt meer zwart tijdens een uitvaart, maar er was verder niemand onder de middelbare en postmiddelbare aanwezigen in spijkerbroek en windjack. Hij had zich een beetje afzijdig gehouden van de stoet, flarden van gesprekken opgevangen. “Vreselijk….onbegrijpelijk ook, midden in de nacht…..moet een spookrijder geweest zijn … ravage, weg is uren afgezet geweest….ook nog op het nieuws geweest…”

Bij het graf sprak een collega van tomeloze nieuwsgierigheid en energie. Kon je eigenlijk na zoveel maanden thuiswerken, vergaderen en mailen en bellen in plaats van persoonlijk comntact nog van “collega” spreken? Een stukje verderop stond de weduwe, naast haar zwager. Hij schuifelde onopvallend een stukje in hun richting. “Eigenlijk leefden we van jongs af aan al ieder in een eigen wereld”, hoorde  hij zijn broer zeggen. “Daarom zagen we elkaar ook zo weinig”. “Dat herken ik”, zei de vrouw. “Zonder het te merken zijn we geleidelijk aan steeds meer naast elkaar in plaats van met elkaar gaan leven. Alleen dat van die ongeïdentificeerde vrouw die bij hem in de auto zat, dat begrijp ik niet. Hij wilde per se naar Groningen, naar die voordracht van een theoretisch fysicus en wiskundige. Hij zou in een hotel overnachten – en dan dat ongeluk midden in de nacht, met een wildvreemde vrouw naast zich in de auto. Dat wil er bij mij niet in.”

“Ik was op weg naar jou toe”, had hij willen schreeuwen. ”Die vrouw was een vluchteling, ze had hulp nodig, en ik dacht dat wij…” Maar plots hoorde hij weer de ietwat nasale stem van professor doctor Ivar Moltjens, voor wiens voordracht hij speciaal naar Groningen was afgereisd. “Onze werkelijkheid is niet de enige”, zie die stem. “Hij maakt deel uit van een oneindige reeks werkelijkheden. De werkelijkheid die wij kennen heeft drie dimensies: lengte, breedte, diepte. De tijd noemen we de vierde dimensie, maar die kunnen we alleen ondergaan. We kunnen hem benoemen als gisteren, vandaag en morgen, we kunnen ermee rekenen, hem in formules invoeren, maar beinvloeden kunnen we hem niet. Niet in deze werkelijkheid, en in geen enkele andere. En evenmin staat vast dat alle werkelijheden ook identiek zijn.”

“Vergelijk het met een film” had Moltjens verder gezegd “Ieder plaatje in de film heeft zijn eigen drie dimensies, en de tijd geeft aan waar het plaatje in de film thuis hoort. Wat al is afgespeeld heet verleden, wat we nu zien is heden, en wat nog afgespeeld moet wordeen noemen we toekomst. Maar onze werkelijkheid is niet het enige filmpje op de spoel. Eronder en erboven liggen allemaal bijna identieke filmpjes, die allemaal tegelijk worden geprojecteerd. Een oneindige stapel van hedens, verledens en toekomsten, van elkaar gescheiden door het interdimensionale niets. Soms, heel soms, slipt er een plaatje van de ene film naar de andere. Dan krijgt dat plaatje uit de ene werkelijkheid een vervolg dat thuis hoort in een andere.”

Op dat moment besefte hij: “ik ben er wel en ik ben er niet. Dit is niet langer mijn werkelijkheid”. Hij draaide zich langzaam om en liep weg van de rouwenden, richting uitgang van de begraafplaats. Halverwege zat een wat verfomfaaid uitziende jonge vrouw op een bankje. Hij ging naast haar zitten en zei. “Ik ben er uit. Ik weet wat er gebeurd is. Je hoeft niet langer bang te zijn. We hebben een hele werkelijkheid voor ons om te ontdekken.”