Het paard van de koning

Pessimisten verdedigen hun pessimisme doorgaans met de stelling dat ze in elk geval al gedacht hadden dat het zo erg zou worden. Een optimist daarentegen gaat ervan uit het altijd kan meevallen. De achttiende-eeuwse revolutionair die in een grijs verleden zijn politieke overtuiging wat al te openlijk uitsprak en in de koninklijke kerker werd gesmeten moet een ontembare optimist geweest zijn.

In die kerker zitten twee mannen al jaren opgesloten, hangende de voltrekking van hun vonnis – of misschien was die kerker wel hun vonnis. Op een gegeven moment horen zij het gerammel van sleutels en terwijl zij elkaar angstig aankijken en zich afvragen wat er nu weer te gebeuren staat wordt de kerkerdeur geopend en een ietwat verfomfaaide jonge man wordt naar binnen gesmeten. Als hij overeind is gekrabbeld haasten zij zich naar hem toe, en vragen wat hij heeft misdaan.

“tsja”, zegt hij, “misdaan? Ik heb gezegd wat ik dacht: dat dit land misschien wel beter af zou zijn zonder de koning. Maar dat had ik beter niet in “De Vrolijke Os” kunnen doen, want voor ik het wist was ik opgepakt. Het blijkt dar daar elke dag wel een paar man van de koninklijke garde zitten. Ik was nog niet uitgesproeken of ze grepen me me vast en begonnen op me in te beuken, totdat eentje zei dat dit een zaak voor de koning was. Dus nu ben ik hier…”

“Ziet er niet best voor je uit”, zegt de ene gevangene, een vervuilde, uitgemergelde man met een lange baard. “Ik werd acht jaar geleden tijdens de vasten betrapt op het stelen van een brood. De koning vond dat een dubbel misdrijf: brood jatten tijdens de vasten. Ik denk niet dat ik hier nog levend uitkom. Als ze je echt aanklagen gaat je dat je kop kosten.”

“Daar ben ik ook bang voor” zegt de ander. “Ik moet nog zes jaar, kreeg zeven jaar kerker omdat ik “Jakkes” zei toen het paard van de koning tijdens een parade pieste. Je kan beter wat van de koningin zeggen dan van het paard van de koning.”

De nieuwkomer kijkt hem vragend aan en de gevangene zegt: “Dat paard is de koning meer waard dan zijn familie en zijn koninkrijk. Ik heb me laten vertellen dat een buitenlandse beeldhouwer al vijf jaar werkt aan een standbeeld van de koning te paard, en dat dat inmiddels al meer heeft gekost dan het koninklijk paleis.”

“Okee, ik snap het”, zegt de nieuw aangekomene en loopt naar de kerkerdeur. “Wacht”, schreeuwt hij. “Wachter! Ben je daar nog! Zeg tegen de koning dat ik zijn paard kan leren zingen!” De andere twee gevangenen kijken hem verbijsterd aan, maar na een poosje verschijnt er een wachter en vraagt wat zijn geroep te betekenen heeft.
“Dat zal ik je vertellen”, zegt de jonge man “Ik ben student muziek en biologie, en ik heb een methode ontdekt waarmee ik de dieren kan leren zingen. Geef me een jaar en ik leer het paard van de koning zingen.”

“En dat moet ik de koning vertellen?” bromt de wachter. “Ja” zegt de student. “Want als je het niet doet en de koning hoort van mijn methode, dan hang jij omdat jij ervoor hebt gezorgd dat zijn paard niet leerde zingen,”

De volgende ochtend brengt de wachter drie kommen pap (het dagrantsoen voor de kerkerbewoners) en roept de student. “Hé, jij daar. Bereid je voor op je zanglessen voor het paard van de koning. Je krijgt een jaar, als het paard dan niet zingt gaat je kop eraf!”

Terwijl de wachter zich verwijdert bestoken zijn celgenoten de student met vragen en verwijten. “Ben je nou helemaal gek geworden?” “Straks gaat je kop eraf!” “Hoe kom je erbij zoiets idioots te beweren?” Maar de jongeman blijft kalm, “Luister,vrienden”, zegt hij. “In een jaar kan veel gebeuren. Ik kan sterven. De koning kan sterven. En misschien leert het paard wel zingen.”

Helaas vertelt de geschiedenis niet hoe het afgelopen is met de drie gevangenen. Maar een feit is dat er nog geen jaar na deze gebeurtenissen een oorlog uitbrak waarbij de koning tijdens de eerste veldslag viel. Verschillende militairen vertellen dat zij zagen hoe een musketkogel het koninklijke kuras raakte en hoe de majesteit uit het zadel tuimelde en vertrapt werd in het gewoel van de paarden en ruiters tijdens de veldslag.

Men beweert dat het paard van de koning, toen het voelde dat zijn berijder er niet meer was, er ijlings vandoor ging. In razende galop rende het over de velden, en sommigen menen dat het een strijdlied hinnikte:

“Te paard, gij ruiters dezer aarde,
te paard, op naar het veld van eer!
Strijden zullen wij voor onze waarden,
elke vijand saab’len wij neer, ja neer!