Geachte heer,

Ik zou graag in een persoonlijk gesprek enkele dingen met u bespreken die van belang zijn voor uw verdere leven. Ik zal mij daartoe morgenochtend om 10 uur ten uwent vervoegen. Hopend op een zinvol onderhoud verblijf ik,
Met vriendelijke groet
M. Hein
Executeur

Ik had het mailtje met enige verbazing gelezen. Maar omdat het verstuurd was van een no-reply adres besloot ik de dingen te laten komen zoals ze kwamen. De volgende ochtend precies om tien uur werd er gebeld.
De man die ik opendeed zag eruit als een colporteur. Beetje pafferig gezicht, tanden verkleurd, slechtzittend, ietwat sleets kostuum, wit overhemd met vaaloranje das. Stofzuigers, leesmapabonnementen, verzekeringen? In elk geval slim om de digitale en de persoonlijke aanpak te mixen.

Maar in plaats van het verwachte praatje over zijn product duwde hij me opzij, liep de gang in en legde een blocnote en een ballpoint op het gangtafeltje. “Ik zal het kort maken”, zei hij. “Uw leven op dit ondermaanse zit erop. U heeft nog tijd voor een afscheidsnotitie van 35 woorden, en daarna is het pfffft… uit. Kunt u een beetje opschieten? Want met die nieuwe regels wordt het stervensproces enorm vertraagd. Hier heeft u mijn legitimatie.” Hij haalde uit zijn zak een geplastificeerd zwart pasje met het bekende symbool van doodshoofd en gekruiste botten, en de tekst “M. Hein & Co, executeurs van hogerhand. The sky is the limit.”

Ik zei dat iedereen zo’n pasje in elkaar kon knutselen en wilde weten wat hij nu eigenlijk kwam doen. Hij zuchtte. “Elke keer hetzelfde gedoe. Wij zijn uitvoerders. Om te voorkomen dat de aarde te vol wordt, moeten mensen doodgaan. Wij kondigen dat aan. Vroeger moesten we met de zeis in de weer, tegenwoordig staat de persoonlijke benadering centraal. Wij kondigen aan dat het op gaat houden, en geven de gelegenheid tot een laatste woord. Met een beetje geluk blijft dat laatste woord bewaard, en zo verdwijn je na je dood niet helemaal.”

Ik moest denken aan beroemde laatste woorden als die van Nero “Welk een kunstenaar gaat aan mij verloren”, of Churchill, die eindigde met de melding ”I’m bored with it all”, en vroeg hem vanwaar dat notitieblok.”Nieuwe regels”, was het antwoord. ”Roem is te ongelijk verdeeld. Vandaar dat het management een nieuwe procedure heeft ingevoerd. Laatste woorden alleen schriftelijk. Die worden te zijner tijd op een website gepubliceerd en zo kan iedere dode postuum even beroemd worden.”

Eindelijk bekend worden als schrijver – maar eerst doodgaan? Daar moest ik nog even over nadenken. Dus ik vroeg hem wat de procedure was voor analfabeten. Misschien een podcast? De executeur keek mij onderzoekend aan. “U claimt dat u niet kunt schrijven?” vroeg hij scherp. “Geen letter”, zei ik. “Een aangeboren afwijking. Letterblindheid. Ik kan praten als Brugman, maar krijg niets op papier. Lezen? Vergeet het maar. Voorgelezen worden, daar houdt het op.”

Een verbouwereerde uitdrukking verscheen op het gezicht van de Hein-vertegenwoordiger. Hij zweeg een poosje, zuchtte en zei tenslotte: “Tsja, als de zaken zo liggen kunt u niet doodgaan. Ik zal het probleem voorleggen, tot dan zult u moeten doorleven. Een prettige dag nog.” Resoluut draaide hij zich om, liep naar buiten en verdween nog voor hij de deur helemaal door was. Opgelost in de lucht. Alleen het blocnootje en de ballpoint lagen nog op het gangtafeltje.

En nu? Allereerst de computer  het raam uit. Niks afmelden van socials en fora, geen letter komt er meer onder mijn vingers vandaan. Ik ga schilderen, TV-films zonder ondertitels kijken, wandelen, fietsen – maar schrijven ho maar. Ze zeggen wel: “publish or perish”, maar als puntje bij paaltje komt weet ik wel wat ik kies.