
Geen twee meer verschillende karakters dan Pasquale en Ernesto. Beiden hielden dieren, maar daar hield de gelijkenis ook op. Pasquale was met hart en ziel schaapherder, maar had meer land dan schapen. Op de dertig bunder grond die hij geerfd had konden zijn twaalf schapen met gemak grazen, maar het spoorde niet helemaal met zijn droom van een grote stille heide waarop de herder met zijn witgewolde kudde eenzaam ronddwaalt terwijl de hond trouw de wacht houdt. Het huisje in het bos met de schaapskooi voldeed hem prima, al had hij soms wat moeite om de eindjes aan elkaar te knopen. Wat dat betreft kwam het geld dat Ernesto hem af en toe betaalde om zijn koeien op Pasquales grond te laten grazen goed van pas. Want Ernesto had weliswaar een aardige veestapel van dertig koeien en een fraaie hofstede die hij samen met een fors kapitaaltje had geerfd, maar hij had bij lange na niet genoeg land om zijn dertig koeien te weiden. Hij wilde een echte hereboer zijn, geen boer met geld en zonder grond die zijn koeien op pachtweides moet laten grazen.
Natuurlijk hadden ze het geen van beiden ooit over dit soort dingen. Alleen op die avond dat ze allebei in de bar na de afrekening van het weidegeld dat ene glaasje extra hadden gedronken kwam er een glimp van naar buiten. “Met jou zal het nooit wat worden”, zo had Ernensto tegen Pasquale gezegd. “Geen lef, geen initiatief. Geen wonder dat je niks beter te doen hebt dan met die suffe schapen op te trekken. Kijk naar mij. Ik ben ondernemer. Ik daag uit en neem uitdagingen aan, en zo zal ik grond en vee tot aan de einder hebben terwijl jij nog altijd achter je schaapjes aan sukkelt.” Pasquale, ietwat overdonderd, wierp tegen dat geld en koeien niet gelukkig maakten en dat hij, Ernesto, van beide misschien meer had, maar dat hij niet wist hoe hoe bos en heide roken omdat hij alleen maar koemest onder zijn neus had. Enfin, het ene woord haalde het andere uit en uiteindelijk vonden ze dat de verschillen maar eens in een kaartduel rechtgetrokken moesten worden.
De inzet was land van Pasquale tegen koeien van Ernesto. Pasquale had meteen spijt dat hij zich door Ernesto had laten opjutten. Hij was geen liefhebber van het kaartspel, tewijl Ernesto geen speeltafel aan zich voorbij kon laten gaan. In het dorp werd zelfs gemompeld dat hij zijn kaarten bij de duivel had laten drukken, en dat was goed mogelijk, zeker als je zag hoe ze die avond geschud en verdeeld werden. Pasquale was kansloos. Ronde na ronde kwamen de drieen, vieren en vijven bij hem terecht, terwijl het leek of Ernesto in plaatjes en zevens grossierde. Telkens weer klonk zijn bulderend “scopa!” als hij weer eens een extra punt had gescoord en de kaarten op tafel naar zich toeveegde. Aan het eind van het spel mocht Pasquale van geluk spreken dat hij twee koeien had gewonnen en maar vijf bunder land had verloren. Hij stelde nog voor om de koeien te ruilen voor schapen om op die manier althans zijn kudde wat uit te kunnen breiden, maar zijn tegenstander was bikkelhard Hij had niks met schapen en ook geen behoefte om de koeien terug te kopen. Als gunst accepteerde hij uiteindelijk nog wel een extra hectare van Pasquale in ruil voor de koeien, maar dat was het dan.
Ernesto liet er geen gras over groeien. De week daarop al bracht hij zijn koeien naar hun nieuwe weidegronden. De beesten vonden het prima, want Pasquales velden stonden vol mals en weldadig groen. Ze begonnen enthousiast te grazen en hun nieuwe weidegrond van koemest te voorzien Ze leken goed te gedijen en Ernesto liet geen gelegenheid voorbij gaan om rond te bazuinen hoe hij, Ernesto, dankzij zijn talenten als kaartspeler en veehouder tot een van de succesvolste ingezeteten van het dorp was geworden. De zes hectare van Pasquale waren nog maar het begin, hij zou meer land en vee verwerven en straks zou zijn land zich van zijn hofstede tot de horizon uitstrekken.
Pasquale trok intussen als vanouds rond met zijn kudde en stelde zich tevreden met zijn eenvoudige bestaan en de natuur om hem heen – al zon hij wel op een manier om de zes hectare die Ernesto hem afhandig had gemaakt terug te winnen. Die kans deed zich voor bij het jaarlijkse kaasfestijn. Ieder jaar waren er daarbij prijzen voor de volste melk, de mooiste kaas en de grootste stier, en natuurlijk viel Ernesto met alle drie in de prijzen. De dag werd afgesloten met een groot en rijkelijk met drank begoten feest, en Ernesto was al aardig aangeschoten toen Pasquale hem vroeg wanneer hij zijn aandeel van de winst zou krijgen.
Ernesto keek hem eerst verbaasd, toen woedend aan. “Jouw aandeel? Mijn land, mijn koeien, mijn melk en mijn kaas hebben me deze overwinning bezorgd. Je mag blij zijn dat je op dit feest nog mag meedrinken, jij schapensukkel.” Pasquale bleef rustig toen hij antwoorde: “De grond is van jou sinds ons laatste kaartspel, dat is waar. Maar de rijke begroeiing waar je koeien zo op gedijen, je melk zo vol en je kaas zo lekker van wordt is te danken aan het feit dat mijn schapen het land altjd goed begraasd hebben in plaats van het kaal te vreten en onder te schijten. Het lijkt me dus dat op zijn minst een deel van jouw prijzengeld mij toebehoort.”
De woordenwisseling had nogal wat aandacht getrokken en verschillende dorpelingen, die het toch al niet zo op Ernsto en zijn gepoch hadden, vonden dat Pasquale wel een punt had. Toen deze op een geven moment dan ook voorstelde om ook hier het spel te laten beslissen kon Ernesto weinig anders doen dan instemmen. “Laten we de kazen laten beslissen” stelde Pasquale voor. “Een ruzzola-wedstrijd van hier af over de heuvel en terug. Win ik met mijn kaas, dan is de helft van de melk, de kaas en het vlees van de koeien die je op mijn land hebt laten grazen van mij. Of je geeft me het land terug, zodat ik het kan laten begrazen zoals het hoort. Zo niet- nou ja, pech gehad.”
Ernesto kon eerst geen woord uitbrengen van woede, en brieste toen: “Jij, jij, zwerver met je wandelende wolbalen, waar haal je het lef vandaan! Mij, de winnaar, zo uitdagen, terwijl je geen eens een kaas hebt om het spel mee te spelen!” Waarop Pasquale repliceerde dat hij voor deze gelegenheid een speciale pecorino had gemaakt en dat die weliwaar niet zo massief en groot was als de kaas van Ernesto, maar wel degelijk geschikt om een partij ruzzola mee te winnen. Uiteindelijk werd besloten dat de zes hectare land inzet zouden worden van een rondje ruzzola tussen Ernesto en Pasquale, en Ernesto moest wel instemmen – vooral omdat er ook de nodige verdachtmakingen klonken over de manier waarop hij die zes hectare met kaarten had gewonnen.
De volgende ochtend was het hele dorp uitgelopen om de ruzzola-match te zien. Ruzzola wordt gespeeld door twee grote ronde schijven over een vooraf uitgezette baan te rollen, en wie daarbij de minste worpen nodig heeft wint. Ernesto had de uitdaging uiteindelijk aanvaard omdat hij, met zijn massieve gestalte en zijn even massieve, prijswinnende kaas de magere en pezige Pasquale makkelijk moest kunnen verslaan. Bovendien geven schapen minder veel en minder vette melk dan koeien, dus een schapenkaast is doorgaans kleiner en lichter dan een kaas van koemelk. Feitelijk moest hij, Ernesto, blij zijn dat hij in één klap zijn eigen aanzien kon bevestigen en de twijfels ten aanzien van de manier waarop hij aan Pasquales grond was gekomen de wereld uit kon helpen.
Pasquale wist dat noch zijn postuur, noch zijn kaas hem daarbij zouden helpen, maar hij had niet stil gezeten. Hij rekende erop dat de baan, met zijn keien, hobbels en kuilen hem aan de overwinnning zou helpen. Hij had een ronde houten schijf gemaakt en die het uiterlijk van een intens gerijpte oude pecorinokaas gegeven. Die moest beter bestand zijn tegen de beproevingen van het ruzzola-traject en hem aan de overwinning helpen..
Het liep zoals Pasquale had verwacht. Op het eerste, hellingopwaartse stuk bouwde Ernesto moeiteloos een voorsprong op die amper meer in te lopen Met zijn massieve kracht kon hij zijn kaas veel verder rollen dan de frele Pasquale, wiens ruzzola kleiner en lichter was. Maar over de heuvel keerden de kansen. Ernesto haalde uit, zijn reusachtige ruzzola rolde over de stenige grond, sneller en sneller. Over kuilen en stenen stuiterde de enorme schijf, en steeds harder raakte hij grond, keien en kanten – tot hij op een geven moment zo hard neerkwam dat hij in stukken brak. Kalm rolde Pasquale daarna zijn ruzzola de helling af, langs de in stukken gespatte kaas van Ernesto. Zoals verwacht ging ook de houten schijf hellingafwaarts steeds sneller, maar het ding gaf geen krimp. Ongedeerd stuiterde het over kuilen en keien en haalde het de eindstreep, waar na de match de restanten van Ernesto’s verongelukte kaas met wijn, zoetzure vijgen en perenmarmelade een heerlijke versnapering vormden.
Vanzelfsprekend biechtte Pasqulae op hoe hij het lot een handje had geholpen door zijn ruzzola van hout te maken en zo te voorkomen dat die op dezelfde manier als Ernesto’s kaas ten onder zou gaan. Sindsdien wordt ruzzola liever met houten schijven dan met kazen gespeeld, want het is toch zonde om een mooie kaas te pletter te gooien voor een spelletje, nietwaar?