Elke keer als ik mijn online dagboek open kijk je me aan. Of kijk ik jou aan? Ben je een spiegel of ben jij de werkelijkheid en ik de afspiegeling daarvan? Ik besluit dat ik het ben die de voorvallen van de dag beschrijft en begin:
8.10 uur. Hondje even uitgelaten – net buiten het hek. Terwijl hondje staat te snuffelen en te plassen, zie ik een worm met langzame kronkelbewegingen over de weg kruipen. Hij is al een halve meter gevorderd, nog tweeeneneenhalve meter te gaan naar de overkant. Erg opschieten doet het niet.
8.30 uur. Ekster vliegt wat rond, op zoek naar dingen van zijn gading. Ziet beweging op wegdek, landt, hipt op worm af en begint nieuwsgierig te pikken. Worm wordt gepik gewaar en begint heftiger te kronkelen. Ekster merkt dat zijn pikken effect heeft en hakt er steviger op los.
8.32 uur. Poes van de buren – eigenlijk meer van de buurt, want hij is vaker buitengaats dan binnenstuins bij de buren– slentert door het hoge gras in de berm, en ziet vanuit een ooghoek ekster bezig. Maakt zich laag in het gras, sluipt zo voorzichtig en ongemerkt mogelijk dichterbij, terwijl ekster steeds obsessiever op worm inhakt. Uiteindelijk sprong, en ekster is te laat. Met gebroken vleugel probeert hij weg te hoppen, maar poes slaat weer toe, en weer en weer. Ekster strompelt over het asfalt, poes blijft met zijn prooi spelen. Loslaten, grijpen, loslaten, grijpen… Hoe zal dit aflopen?
8.35 uur. Gianni heeft haast – moet om 8.30 op zijn werk in de timmerfabriek zijn,. Maar goed, het is nog maar een krappe kilometer, dus de schade valt mee. In strak tempo legt hij het laatste stukje naar zijn werk af, en kijkt intussen op zijn telefoon of de timmerfabriek al een berichtje heeft verstuurd over zijn niet-verschijnen. Merkt niet dat zijn auto iets raakt.
8.50 uur. Behoorlijk aangepikte worm heeft de overkant van de weg bereikt. De blinde kop boort zich in de zachte grond van de berm, zonder de twee bewegingloze contouren te zien die een stukje verderop in het gras liggen.
Terwijl ik overlees wat er staat denk ik: “Dit kan ik niet maken. Ik heb twee levens op mijn geweten, ik heb Gianni een dubbele moord laten begaan, ik heb de buren hun poes afgepakt en een eksterbroedsel laten verhongeren. Alleen omdat ik mijn hondje even uitliet, een worm zag en mijn gedachten de vrije loop liet. Zal ik het uitwissen?”
Mijn hand zweeft al boven de del-knop als ik me realiseer dat het ook anders kan. Ik kan besluiten dat wat ik vertel niet langer de werkelijkheid is en ik niet langer de spiegel ben. Als ik straks moet schrijven hoe mijn hondje, oud en zwak als hij is, de grote reis aanvaardt waar ik zo bang voor ben, gaat hij niet in werkelijkheid op reis. Hij blijft zijn virtuele bestaan leiden, en mij virtueel gezelschap houden.
Hier moet ik over nadenken. Als ik mijn hondje wil laten doorleven, als ik alle nare dingen ongebeurd wil laten zijn, dan moet het dagboek gewist. Ik zal niet meer schrijven over boze gedachten, verdrietige gebeurtenissen, verkeerde daden. Ik sla de spiegel stuk – in gedachten dan, ik zit niet te wachten op zeven jaar ongeluk. Ik open een nieuw boek waarin plaats is voor alle dingen die ik niet in mijn werkelijkheid wil hebben. Ik zet er “DAG, BOEK” op en op de eerste bladzij komt te staan: “Lees maar, er staat niet wat er staat”.
Maar wacht even. Als ik dat neerzet dan kan ik mijn dagboek toch gewoon houden?