Pieternel:
Hoe nu mijn beste Thomasvaer, gij zoudt een potlood wezen? Vanwaar die transformatie?
Thomasvaer:
’t Is opdracht van Johanna, beste Pieternel, en ik vervul die dus met gratie.
Pieternel:
Hoe kan “een potlood zijn” in vredesnaam een opdracht wezen?
Een potlood schrijft, zoals papier daar is voor ’t lezen.
Ge kunt toch iemand niet bevelen iets te zijn? Hoe stelt gij mij voor als papier?
Thomasvaer:
Door u met mijn gedachten te beschrijven, zulks deed ik met plezier.
Alleen zou ‘k eerst bij mijzelf te rade moeten gaan
Wat ik zou moeten wissen en wat mag blijven staan.
Maak u geen zorgen, Pieternel, wij zijn hier in ’t publiek domein
Al wat ik op u neerpen zullen kuise woorden zijn.
Pieternel:
Beter ware’t, Thomasvaer, als gij uw talent zoudt richten
Op wensen en adviezen waarmee ge der mensen zorgen kunt verlichten.
Voor wie elke week opnieuw in opdracht iets moet schrijven
Ware het wellicht beter potlood te zijn en ook te blijven.
En al die lezers die die pennenvruchten weeklijks consumeren
deden ’t beter als passief papier, in plaats van steeds te ventileren
Hoe mooi of fout welk potlood nu weer zijn gedachten heeft verwoord
En welke associatie, komma of gedachte hen helaas toch ietsje heeft gestoord.
Kom op dus Thomasvaer, wees desnoods een potlood dat mij wil beschrijven
Maar laat ons wel bij de opdracht voor dit jaarseind blijven.
Vul mij met de woorden die ge kwijt wilt voor het nieuwe jaar
En laat ons allen groeten, dan is ’t klaar.
Thomasvaer:
Zo simpel kan alleen een vrouw als Pieternel het zeggen.
Toch aarzel ik mij daar bij neer te leggen.
Als potlood zijnde is het schrijven mij wellicht een dure plicht
Maar aan gelezen worden hecht ik minstens evenveel gewicht.
En ieder blijkje van begrip of zelfs het tegendeel daarvan
Is een bewijs dat ik gelezen ben en gelezen worden kan.
Zo zal het menig schrijver ook vergaan:
Schrijven moet, gelezen worden is bestaan.
Dus het enige dat mij als potlood voor het nieuwe jaar nu nog wil resten
Samen:
Dat zijn de nieuwjaarswensen, en wel de allerbeste.